Een paar dagen terug zag ik een boeiende documentaire, waarin een aantal jonge studenten Communicatie de maakbaarheid van ‘social influencers’ bewees.
Geïnteresseerd volg ik, hoe met Instarobots en geautomatiseerde volgsystemen het aantal ‘followers’ exponentieel groeit. Hoe op 1 dag, met verschillende outfits en een hele strakke planning, het idee gewekt wordt, dat het wekenlang, elke dag feest is in het leven van deze Instagrammers. Het houdt me bezig…nu nog.
In gedachten orden ik intussen de koelkast en controleer de inhoud. Naast wat slappe sla en een uitgedroogd stukje kaas, staat er ook nog dat restje witte wijn wat weg kan. Ik loop ermee naar de gootsteen maar zie het zonnetje in de achtertuin en ik bedenk me net op tijd!
Terwijl ik de tuin in loop, op zoek naar een ideaal plekje, laat ik de wijn speels rondwalsen in mijn glas. Ik houd het glas behendig schuin omhoog, zodat het zonlicht er mooi doorheen valt. Met mijn gelakte nagels rond de steel geklemd, draai ik vervolgens rondom mijn as voor de beste positie, als ik vanuit mijn ooghoek ineens de buurman zie opdoemen…
Vanaf het dak waar hij zit, heeft hij perfect uitzicht op dit troosteloze schouwspel. ‘Verdomme’, gaat het door mijn hoofd, ‘verdomme, verdomme, verdomme. En het is nog niet eens elf uur!!’
In een fractie van een seconde realiseer ik me dat dit tafereel bijzonder weinig aan de verbeelding overlaat. Snel laat ik het glas zakken tot op heupniveau en schuifel zo nonchalant mogelijk richting de schuur, waar ik het volle glas achterlaat.
‘Dag buurman’, mompel ik nog vriendelijk, voordat ik snel weer naar binnen verdwijn.
Een paar dagen later, sta ik weer in de tuin. Dit keer zwoegend met een grote schep om een jonge Magnolia de grond in te helpen.
De buurman is ook weer aan het werk op het dak: ‘He buurvrouw’ roept hij, ‘hulp nodig? Met mijn elektrische tuinfrees is dat gat zo gegraven!’.
Hij heeft me snel gespot denk ik nog. Ik heb nauwelijks tijd om antwoord te geven of daar staat hij al, met zijn frees.
‘…Ben ik alleen mijn verlengsnoer vergeten!’ Terwijl ik verwoed doorga met scheppen zeg ik hem maar even bij ons in de schuur te kijken. Daar moet als het goed is een hele lange gele verlengsnoer liggen.
Als hij even later terugkomt met een verlengsnoer, zie ik zijn meewarige blik al. Mijn wangen voel ik langzaam donkerrood kleuren….
‘…uh….buurvrouw?’